— 6 —
die 't voor een misdaad hielden aan een vreemde iets van hun godsdienst te vertellen. Velen van die ontdekkingsreizigers zagen zich dan ook later genoodzaakt, hun eerste oordeel te herroepen. Had Darwin b. v. niet eerst Vuurlanders godsdienstloos genoemd en schreef hij later in een brief aan een zijner scheepsmakkers, den Admiraal Sullivan, niet, dat hij een ander oordeel was toegedaan?
Toch, dit antwoord schijnt niet op alle gevallen van toepassing.
De bovengenoemde Missionnaris van het H. Hart, die om zijne geleerdheid door Pius X tot lid der Bijbelcommissie werd benoemd, leert ons, dat in de Australische Missiën zoowel door Katholieken als door Protestanten bevonden is, dat er volkeren zijn, die geen God kennen; hij neemt dit aan van de wilden uit Zuid-Amerika, hij
weet het van de wilden van Nieuw-Guinea.
Is het dan nu niet meer een bewijs voor Gods bestaan, dat algemeen geloof der volkeren?
Jawel: maar zoo als dat vroeger werd uitgedrukt, was het niet volledig gezegd:
wél zijn er volkeren zóó ruw, dat zij geen God erkennend aanbidden.
Wij moeten zoo zeggen:
Er is geen volk, hoe ruw ook, zonder godsdienst, mits het in zijn ruwheid niet gekomen is beneden den trap van geestontwikkeling, welken bij ons zes- of zevenjarige kinderen bereikt hebben.
En blijkt door de meer omvattende kennis, het van Cicero niet meer waar, omdat er wèl zoo'n ruwe menschen zijn, dat zij geen God erkennen, het woord van Plutarchus, die van
steden sprak, van plaatsen, waarin ontwikkelde menschen wonen, geldt nog. .
»Waarom, vraagt P. Genocchi, zou het ons be-