Geannoteerde tekst versie

Gemert in den Franschen tijd



GEMERT IN DEN FRANSCHEN TIJD
1794-1813.
____________________________________________________________









__________________________

L  E  Z  I  N  G

GEHOUDEN IN DE VERGADERING
VAN  DE  K.  S.  A.  TE  GEMERT OP
DONDERDAG  26  FEBRUARI  1925
DOOR   DEN   ZEEREERW.   HEER
L. POELL, PASTOOR TE GEMERT
__________________________


















____________________________________________________________
N.  V.   BOEK-   EN   HANDELSDRUKKERIJ   HELMOND   TE   HELMOND.




GEMERT IN DEN FRANSCHEN TIJD
1794 - 1813



   Gemert: het aloude Gemaert of Ghem≈
mardt, de eeuwenlang-vrije Rijksheerlijk≈
heid, behoorend aan en staande onder de
Orde der Duitsche Ridders van onze Lieve
Vrouw der Alemannen: — aan 't Maria≈
eeuw na Christus, toen Sint Maternus, die,
met de Heilige Eucharius en Valerius door
Sint Petrus naar Germanje was gezonden,
Bisschop van Tongeren was!
   Gemert: dat lag binnen 't Bisdom van
De goote wegen in den Romeinen-tijd, de Maasweg kwam dicht bij Gemert.
De groote wegen in den Romeinen-tijd ,
de Maasweg kwam dicht bij Gemert.

beeld in ons nieuw altaar, Onze Lieve Vrouw
van 't oude Gemert, brengen wij van hier
uit den groet!
   Gemert: waar misschien 't Roomsch Ge≈
loof reeds verkondigd werd in de eerste
Sint Servaas, den Heiligen Bisschop van
Maastricht, wiens Bisdom zich uitstrekte
tot Gelderlant, tot Gulick, tot 't land van
Cleve en van Bergh, tot 's Hertogenbosch”.
zoodat  waarschijnlijk over den harden

1

landrug langs de Maas de geloofsverkondi≈
gers in 't einde der vierde eeuw tot hier ge≈
komen zijn! „De evangelisatie, van Brabant,
schrijft Schutjes, is omstreeks 400 vanuit
Belgisch Tongeren begonnen.” St. Servatius
bracht in 380 zijn Bisschopszetel van Ton≈
geren naar Maastricht over. Maar „na een
eeuw is echter niets meer over van den in≈
vloed en het werk dezer Geloofsverkondi≈
gers; en eerst wanneer de Heilige Lambertus
en de H. Willibrordus hier het Geloof ver≈
kondigen, worden de Kerken en de Chris≈
tenheden duurzaam gevestigd”. Van dien
tijd af rekenen wij dan ook de duurzame
verkerstening onzer voorvaderen. (690, 705).
   Gemert in den Franschen tijd!
   Maar dan moest ik nu op kunnen roepen
de geesten van z.g. Peter Georgius Ecrevisse
en van Zijne Doorl. Hoogw. Mgr. Henricus
den Dubbelden, die beiden den Franschen
tijd van Gemert hebben meegemaakt. Pas
toor Ecrevisse, de laatste Pastoor over Ge≈
mert van de Duitsche Orde, — de eerste
was in 1438, toen op 18 Maart Gemert eigen
Parochie werd, Heer Joannes Attenderen1),
Pastoor Ecrevisse, die hier herderde van
1765 tot hij 25 Nov. 1799 hier stierf, „be≈
kend bij zijn tijdgenooten als een man van
meer dan gewone heilige Levenswijze” (Me≈
moriale Parochiae), van wien de volksmond
te vertellen weet, dat hij in éénen nacht
grijs is geworden, en dat 50 jaren na zijn
dood zijn lichaam nog ongeschonden terug≈
gevonden werd.
   Waar dat grijsworden van gekomen was?
„Jongens, zei ons grootmoeder altijd, — zoo
vertelde men me, — jongens, als ge door 't
„Vlooienend” gaat zorgt, een Pater Noster
te bidden: daar heeft bij 'n bediening Pastoor
Ecrevisse den baarlijken duivel gezien.
   Henricus den Dubbelden werd hier 8 Mei
1800 de eerste dienstdoende Priester van 't
Bisdom 's Bosch, en 18 Juli 1805 de eerste
wereld≈geestelijke≈ Pastoor, wat hij bleef tot
1834, toen hij als Apostoliek Administrator
van het Bisdom afstand deed van zijn Pas≈
toraat en ging wonen op den Ruwenberg on≈
der Sint≈Michiels≈Gestel.
toen was, en hoe het'Gemert verging in
den Franschen tijd van 1794 tot 1813.
   Met opzet zeg ik er die jaartallen bij. G≈
mert heeft immers nog wel meer met Fran≈
schen te doen gehad. Was niet 't kasteel
van 1880—1916 bijna voortdurend verblijf≈
plaats van uitgedreven Fransche klooster≈
lingen, Assumtionisten en Jesuieten, en ook
van Fransche vluchtelingenjongens?
   Bij een vroegeren Franschen tijd, toen 17
April 1672 de Zonnekoning Lodewijk XIV
van Frankrijk met Karel II van Engeland
om allerlei nietige en gezochte redenen den
oorlog aan de Republiek der Vereenigde
Nederlanden hadden verklaard en het Fran≈
sche leger al spoedig in Brabant viel, kwa≈
men de Franschen in Gemert niet. omdat
't een vrije heerlijkheid was onder het be≈
stuur der hooge Souvereine Duitsche Rid≈
derorde. Zij trokken Gemert om, over Bakel,
Helmond, Aarle≈Rixtel én Beek en maak≈
ten campement op Cox. Gelukkig, mogen
wij wel zeggen. Want in een geschrift uit die
dagen, dat berust op 't Helmondsch Archief
en veropenbaard werd in 1883 in den 1en
jaargang van het „Tijdschrift voor Noord
brabantsche Geschiedenis, Taal en Letter
kunde” lees ik: „nu so en can men alhier niet
specifice optellen de bederffelijcke schaden
die door voors. legers en de andere troup≈
pen gedaan hebben, niet alleen vernielt, ge≈
consumeert en de te niet gemaeckt hebben≈
de generalijck alle de granen en vruchten
ter plaatsen daer die gecampeert en gelo≈
geert hebben, de huijsen voor een  groot
deel gedevasteert, het houtgewas afgecapt
ende groote ende menichvuldige sieckten
en merckelijcke sterfften van menschen ver≈
oorsaeckt hebben maer ook in alle de dor≈
pen ende plaetsen gelegen sijnde aen en om≈
trent die dorpen en plaetsen daer de cam≈
pementen gevallen sijn, alle meest in Peel≈
lant geweest sijnde door bederven, nemen
ende weghalen der granen, fouragie  ende
andere gewassen mitsg. van het Bestiael,
dan staet te considereren dat alomme geschiet
is een generael bederff.
   ende dat naer alle apparentie de men≈

Wapen van Mgr. Henr. den Dubbelen
Wapen van Mgr.
Henr. den Dubbelen
schen én Beesten die noch overich sijn en
niet verlopen en wechgenomen indien aen≈
staenden winter ende alleer d'arme ingese≈
tenen connen comen aent genoth en ander
oogst door honger, gebreck en miserie sul≈
len affgaen en sterven off moeten nootsa≈
kel, en ongetwijfeld de ingezetenen verlopen
èn haeren Parochie, huijssen èn alles verla≈
ten èn abandonneren,” 2)
   Maar in den Franschen tijd van 't einde
der 18e en 't begin der 19e eeuw zijn de Fran≈
schen wél in Gemert geweest en werden
de rechten der vrije heerlijkheid niet geëer≈
   Die twee eer≈ en eerbiedwaardige voorgan≈
gers zouden, beter dan hun opvolger van nu,
u vertellen kunnen van wat uw Gemert van
biedigd.Het „Fransche Brugske”, dat ligt in
den weg van de Kapelaanstraat naar de
Berglaren moet zijn naam ervan hebben ge≈
2


kregen, dat Pichegru, de Fransche generaal,
er de Fransche troepen een breede wegbrug
deed maken, om zijn leger en legertros dien
weg te kunnen doen overtrekken.
   Mij werd verteld, dat de Franschen toen,
in 't dorp komend door „het Verloren eind”,
en er, de menschen Gemertsch roggebrood
eten ziende, uitriepen: „Ah, les pauvresgens!
ils mangert du pain si noir, si noir! Ach, wat
arme menschen, dat ze zoo'n zwart brood
moeten eten!”
   Groote gebeurtenissen, zoo zegt het
spreekwoord, werpen hunne  schaduwen
vooruit. Zoo was het verblijf alhier van den
voortvluchtigen Franschen Bisschop van
Châlons≈Sur≈Marne, Anne Antoine Jules
Clermont≈Tonnerre: toen de Fransche revo≈
lutie in aantocht was en reeds Fransche
troepen, de Fransche grenzen over kwamen,
zag men in België en in Holland tal van
uitgewekenen, van elken rang en stand,
boden van het naderend onheil, (zegt de
Jezuiet P. Delattre in zijn boekje over „Het
Kasteel”) boden van het naderend onheil..
De meest beroemde van deze uitgewekenen
is zonder twijfel de latere Kardinaal Mons≈
seigneur Clermont≈Tonnerre, bisschop van
Châlons sur Marne; Pater van den Elsen
is zoo gelukkig geweest, in de archieven
van Croy een belangrijk schrijven van hem
te vinden. „Toen hij uit zijn diocees
verdreven was, omdat hij geweigerd  had,
den eed op de „Staatsambtenaarsinstelling
der geestelijken” te doen, kwam hij in het
begin van het jaar 1793 met eenige zijner
familieleden aan de poort van het Ge≈
mertsch kasteel. Men moet erkennen, dat
dit verblijf voor hem weinig aanlokkelijk
zijn kon....
   Als blij gevolg van zijn vervelingswande≈
ritten, heeft die doorluchtige en roemruchti≈
ge kerkvoogd een gul onthaal gevonden bij
de Protestantsche familie Van der Brug≈
ghen op het kasteel van Croy. En, evenals
't bezoek van den profeet Elias aan het huis
van de weduwe van Sarepta, heeft het ver≈
blijf van dien waardigen Prelaat in het adel≈
lijk huis van Croy heil en zegen gebracht.
Evenals de gastvrijheid der vrouw van Sa≈
repta werd beloond, doordat later   haar
eenige overleden zoon tot het leven werd
opgewekt, evenzoo verdiende de liefdadig≈
heid, door de Barones aan een verbannen
Bisschop betoond, dat in later tijd haar
eenige dochter Constans3) uit de doodelijke
duisternis tot het licht der waarheid en het
eeuwig leven des Geloofs werd opgewekt”.4)
   Was de overkomst van dezen doorluchten
Kerkvorst niet vreeswekkend op≈zich≈zelf,
de komst der Fransche troepen blijkt  in
1794, al niet vreedzamer en kalmer te zijn
geweest dan in September 1672 onder den
Markies De Femillée.
   Zaliger Kanunnik  Johannes Martinus
Roefs5), hier 5 November 1759 geboren, in
1783 op 20 December te Luik priester ge≈
wijd, en 10 Juni 1842, oud 83 jaren dus, ge≈
storven te Xanten, niet ver over onze gren≈
zen na een langdurige ziekte die 't Zijn
Eerwaarde jaren onmogelijk had gemaakt,
zijn functie van organist der kapittelkerk
aldaar waar te nemen, — Roefs heeft de
komst der Franschen naar Vorst,  Forest
bij Brussel, waar hij toendertijd kapelaan
was aan de adellijke abdij der Stiftdames,
niet afgewacht maar ging naar Antwerpen en
zoo naar Holland en Wurzburg.
   Wel treffend is 't voor u en mij, die bij
't begin van den oorlog 1914 de Belgische
vluchtelingen hebben zien intrekken in on≈
ze steden en dorpen, wel treffend, te lezen,
hoe naar de beschrijving uit een brief in de
nalatenschap van Kanunnik Roefs toen de
verwarring der bewoners van in en om Brus≈
sel is geweest.
   Uit den brief nu van Johan Rompel, Hol≈
landsch Geneesheer, uit Brussel 2 July 1794
geschreven naar Priester Roefs, die in de
Minnebroederstraat te Antwerpen vertoef≈
de ten huize van zijn neef Jacques Brans,
neem ik: „zoo hartelijk gaarne ik U goed
zoude afzenden, zoo zeer vind ik mij verlee≈
gen; ik vrees dat heden geen karren uijt de
Kempen zullen koomen, want de Keyzerly≈
ken neemen paart, waagen en karren de
boeren af en geeven nog slaag toe, zo dat
paarden en beesten zo veel moogelijk ge≈
vlugt (== in veiligheid gebracht) worden.
Men ziet naulijks rytuig op straat als van
de militeren, en door het veele vlugten van
menschen zijn alle schuijten en waagens
eeven duur: zelfs om aan het schip of
schuijt goed te doen brengen vraagt men
hier ongehoort veel geld, ik weet er die voor
ses koffers in het schip te brengen 6 Kroo≈
nen hebben moeten betaalen (l kroon = 6
frank).... Onze burgerij, de geheele stad
door, koomt 's nagts in de wapens, van
straat tot straat om voor het plunderen te
waaken.. .”
   Pastoor Godefridus Antonius Aarts, op 12
Juli 1862 door Mgr. Zwijsen benoemd tot
Pastoor te Gemert, heeft eenige aanteeke≈
ningen bijeengeschreven aangaande Gemert,
om in 't Gedenkwaardighedenboek der Pa≈
rochie (Memoriale Parochiae, of Mem. Par.)
overgebracht te worden. En waar Pastoor
Ecrevisse en Pastoor den Dubbelden wel niet
meer op onzen oproep zullen verschijnen,
zullen we ons tevreden moeten stellen met
die aanteekeningen van Pastoor Aarts, aan≈
gevuld met andere aanteekeningen, van el≈
ders in 't Gedenkwaardighedenboek der Pa≈
rochie overgenomen.
   Bij de komst der Franschen was Gemert
nog immer de vrije Heerlijkheid, met eigen
rechtbank en beroep op den hove van
Brabant, het gerecht in 's Bosch: de Schut≈

3

ten hadden haar puibliekrechtelijk bestaan4),
de Parochie werd bediend door  Duitsch≈
Ordens≈Priesters: de Soeverein  van Ge≈
mert was de Grootmeester van de Duitsche
Orde, die door den Provinciaal≈Comman≈
deur van Aldenbiesen bij Maastricht  en
door den Commandeur van Gemert de heer≈
lijkheid beheerde: maar ook deze deed dat
niet in eigen persoon. Het „huys van Ge≈
mert” in 's Bosch zal niet altijd leeg hebben
gestaan.5)
   In den „Comptoir≈ en SchrijfAlmanack
voor 't jaar onzes Heeren MDCCXCIII, ge
calculeert op de XVII Provinciën voor de
stad Grave en Lande van Cuyk, De Stad en
Lande van Ravensfijn, De VrijHeerlijkheid
Boxmeer en Gemert6) vinden we aangege≈
ven een Mr. S. S. F. Meyer, die Drossard,
Scholtus, Rentmeester der Domijnen en
Secretaris was: Rentmeesteresse der Com≈
manderie was Douarière wijle den Rentmees≈
ter F. A. Borret; zeven Scheepenen staan
genoteerd en twee Burgemeesteren: Gode≈
fridus T. Snoecx was gesubstitueerd Secre≈
taris. Alles samen genomen bestuurde Ge≈
mert zich≈zelf, zoolang niet bijzondere zaken
ingrijpen van den Commandeur noodig maak≈
ten. Vanaf 1784 was er hier geen eigen
Commandeur,   maar   stond Gemert on≈
middellijk onder Frans Joseph Nepomuc
Fidelis de Reisschag (26 Dec. 1805 te Pres≈
burg overleden.  Dr. C. R. Hermans zegt
wel abusievelijk in „Bijdragen tot de Ge≈
schiedenis.....  der Prov. N.Brab. I blz.
500: „de Ridder van Plettenberg, in 1777
tot Commandeur verheven, beleefde den in≈
val der Franschen, en had met zijn Orde
liet verlies dezer heerlijkheid te betreuren”.
Die was immers in 1784 kindsch geworden)
Von Reissehag, die tot 1805 Provinciaal
Commandeur van Aldenbiesen was, deed hier
15 Juli l786 zijn plechtigen intocht en maakte
den volgenden dag met al de heeren van
het kasteel een beeweg naar Handel7).
   Neven ons in de Meijerij, en in heel Bra≈
bant waren tot den val der Staatskerk de
Katholieken8) van alle ambten uitgesloten,
aan Roomsche meesters was streng verboden
onderwijs te geven; men moest er recogni≈
tiën en boeteverspelingen verdragen; op de
Geestelijken en Kerken had men drukkende
belastingen; bij 't aangesteld worden  van
mindere en hoogere geestelijken verduurde
men er vitterij, beboeting en stoornisverwek≈
king.
   Bij den twist nu tusschen Patriotten9) en
Prinsgezinden. waarbij de Staten nu eens te≈
vreden waren over de handelwijze der Bra≈
bantsche Katholieken. kreeg men bij resolu≈
tie van 8 Januari 1787 eerst verzachting in
de plakkaten.
   In dien twist hadden immers de Patriot≈
ten het onderspit gedolven:.... vele patriot≈
ten van vermogen en invloed hielden zich in
Frankrijk op, vormden er een zoogenaamd
Bataafsche comité en bewerkten, dat de
Fransche Conventie den l Februari 1792 aan
Holland den oorlog verklaarde. Onder den
generaal Pichegru werd de veldtocht  ge≈
opend, en de strenge winter van 1794/5 voer≈
de de Fransche legerscharen langs ijswegen
in het hartje van Holland: de Bataafsche re≈
publiek op zich zelf was duur gekocht: maar
Noord≈Braband, tot dan toe, zooals wij
zeiden, door de zeven Vereenigde Provin≈
ciën als een wingewest behandeld, wist nu
weldra dat juk af te schudden en werd als
achtste Provincie opgenomen”.
   Pichegru riep in naam der Conventie de
vrijheid en onafhankelijkheid van de nieu≈
de democratische republiek der Vereenigde
Nederlanden uit....  Zoo kwam de gelijk≈
stelling der Noordbrabanders (onder welke
wij later zouden gerekend worden) met het
volk der Zeven Noordelijke Provinciën en
de hoop op herleving voor den Katholieken
Godsdienst in NoordsBrabant10).
   Gemert, dat tot dan toe zoowat buiten
Staat en Gewest eigengerechtigd was ge≈
weest, kreeg toen, zooals gezegd, de Fran≈
schen in, over 't Fransen Brugske en....
verloor  zijn vrijheid, zijn oude mees≈
ters, zijn Heerlijkheid, zijn rechten: Zijn on≈
afhanklijkheid, welke aan Gemert om 't
verraad van Kommandeur Hoensbroek in≈
dertijd zoo duur (40 a 50.000 gld) was te
staan gekomen!
   „Ofschoon de vrije Heerlijkheid van Ge≈
mert, zoo lees ik in 'n Pastoreele aanteeke≈
ning (Mem Par. blz. 12), ten tijde der Her≈
vorming en bij andere oogenblikken van ver≈
volging als eene heilzame zaak mogt be≈
schouwd worden, wijl zij voor menig geeste≈
lijke een veilig toevluchtsoord was, zoo had
die vrijheid nochthans ook hare schaduw≈
zijde. Deze toch was tevens oorzaak dat een
ieder, wat schelmstuk of misdrijf hij bedre≈
ven had, hier in veiligheid verbleef: waaruit
noodzakelijk volgde, dat zich hier verschil≈
lende benden van struikroovers en onrust≈
stookers vormden, waartegen de onbedui≈
dende politiemagt der Duitsche Orde vol≈
strekt niet bestand was.
   Onder dit opzicht heeft de Fransche Re≈
volutie, — overigens zoo rampzalig in hare
beginselen en gevolgen, — hier hare goede zij≈
de gehad door een einde te maken aan dien
toestand en met een streng en krachtig be≈
stuur deze onveiligheden tegen te gaan.”
   Een ander goed gevolg was, dat de ver≈
plichting ophield van het spitsvondig besluit
der Staten van 5 April 1745, krachtens het≈
welk Priesters van Gemert. als van een
plaats niet uitmakend 'n deel van de Meijerij,
ook niet in de Meijerij konden worden ge≈
plaatst om er dienst te doen: dit besluit
schijnt tot den inval der Franschen gehand≈
haafd te zijn met een ernst en nauwgezet≈
4


heid, het keeren van landsverraad waardig!
   Met den Franschen tijd, — 10 dagen vóór
de door Pastoor Aarts eerst vermelde Pro≈
clamatie van de vertegenwoordigers van het
Fransche volk bij de Legers van het Noor≈
den, de Sambre en de Maas aan de over≈
wonnen landen, uitgevaardigd te 's Bosch 21
Oct. 1794 en onderteekend door N. Hauss≈
man en Biélegarde, — den 11en Oct. 1794
verdween hier de laatste Predikant der
Hervormde Gemeente, Martin Coenen, die
geen onderhoorige Geloofsgenooten meer
had11): het kerkje der Dominikanen12), die
hun klooster in 's Hertogenbosch hadden moe≈
ten ontruimen na de inneming van den Bosch
door Frederik Hendrik in 1629, en die, na
'n dubbel verblijf hier, van 1639—1649, en
van 1676—1681, vertrokken waren naar Gent
in België, — dat kerkje op 't Binderseind —
er stond 'n hen op inplaats van 'n haan, zegt
men, daaruit de gevolgtrekking makend, dat
„op 't Linderend de vrullie de baas zijn” —
dat kerkje, dat in 1662 bij 't herkrijgen
der vrijheid voor onzen R. K. Godsdienst
aan de Protestanten was afgestaan, had toen
heelemaal geen doel meer en is mettertijd af≈
gebroken. 13)
   „Vanaf het jaar 1795, het tijdstip, dat door
de Fransche Revolutie de vrije Heerlijkheid
van Gemert werd vernietigd, — zoo 'zegt
Mem. Par. blz. 12, — deelde deze gemeente
met geheel Nederland in al de afwisselende
regeeringsvormen die het Fransch Bestuur
er aanbracht”.
   Wij gaan die afwisseling in den geest mee≈
maken.
   In 1794 waren we gekomen onder de
Fransche Administratie die te 's Bosch ze≈
telde.
   Op 21 October 1794 hadden immers de
vertegenwoordigers van het F.ransche volk
bij de Legers van het Noorden, de Sambre
en de Maas de reeds genoemde proclamatie
uitgevaardigd; die proclamatie bestond uit
28 artikelen.
   Reeds den 7en September 1794 hadden de
Franschen al de landen van den linker Rijn≈
oever, met uitzondering van de vesting
Luxemburg, in bezit genomen14). Onze Duit≈
sche Ridders waren — hun balling Mgr. Cler≈
mont≈Tonnerre zou naar den Haag uitwij≈
ken — met al hun eigendomsbewijzen en
geschreven stukken over Grave gevlucht
naar Duitschland aan gene zijde van den
Rijn.15)
   Werden de kasteelen van Croy en  van
Heeswijk in gebruik genomen als hospitaal
of als kazerne der veldtroepen, ook dat van
ons zal hetzelfde lot hebben ondergaan, 'n
Aanteekening in het Mem. Par. blz, 12 zegt,
dat in 1809 aan den Franschen Maarschalk
Oudinat, bekend onder den naam van Her≈
tog van Reggio, die hier krachtig tegen de
struikrooverij en de onrust optrad, als inko≈
men door den Keizer was toegekend de huur
van pachthoeven, molens en landerijen, vroe≈
ger aan de Duitsche Orde toebehoorende;
doch het kasteel met de aangrenzende gron≈
den kreeg hij niet.
   Van 1794 tot 1809 zullen dus de bezittin≈
gen aan het Fransche Domein zijn gebleven,
zooals na 1809 het kasteel met aangrenzend
grondgebied nog aan de Fransche Kroon
bleef: koopers waren er niet voor: op gesto≈
len kerkgoederen rust geen zegen, wel de
kerkelijke straf. In 1812 beproefde de pre≈
fekt van den Bosch het opnieuw bij opbod
te verkoopen. Een niet≈katholiek „burger”
uit Maastricht, Adriaan van Riemsdijk
(toentertijd waren alle adellijke titels ver≈
vallen) kocht het voor 27000 francs den 15en
Febr. 1813; 16) mij werd verteld, dat alle ter≈
mijnen nog niet betaald waren vóór de Fran≈
schen einde 1813 verdreven werden. In 1830
kocht d'e Familie van Jhr. van Riemsdijk er
d'e oude hoeven bij.
   De Franschen hadden op 16 Mei 1795 (zij
noemden dat 27 Floréal jaar III) vrede ge≈
sloten te 's Hage met de Republiek der Ba≈
taven, zooals 't heet in de stukken.
   Of daar nu iets bij vergeten was te rege≈
len, kan ik niet zeggen, maar een stuk van
het Uitvoerend Bewind te Parijs, geschre≈
ven 18 Dec. 1797, deelt mee, dat met dat
Vredestraktaat de Landen van Megen, Ra≈
vestein, Boxmeer en Gemert  opgehouden
hebben te staan onder de Administratie,
welke aangesteld was te 's Hertogenbosch,
maar óók, dat die Landen, dus  Gemert
ook, geen betrekkingen verder hebben onder≈
houden noch met de Republiek van Frank≈
rijk, waaraan zij door recht van overwin≈
ning toebehoorden, noch met de Rijksvor≈
sten, van welken zij voorheen afhingen!
   In dien tusschentijd — hetzelfde stuk zegt
het ons — van 1795—97 „gedurende dit
verloop van tijd hebben zich in die landen
Corps geformeerd, die zonder eenige wet≈
tige zending, en onder den naam van Muni≈
cipaliteiten zich alle macht hebben aange≈
matigd; dat die Municipaliteiten, bestaande
uit menschen, verknogt aan hunne oud Hee≈
ren, hunne macht hebben doen blijken door
eene menigte van willekeurige bedrijven, in≈
zonderheid door het verdrijven van ver≈
scheide Burgers, die hunne  verkleefdheid
getoond hadden voor de grondbeginselen der
Fransche Revolutie”
   Gemert werd toen in 1797 met de Landen
van Megen enz. geplaatst onder het provi≈
sioneel bestuur der overheerde landen tus≈
schen de Maas en den Rijn, en tusschen den
Rijn en de Moezel: Commissaris Rudler
werd met de organisatie ervan belast.
   Den 11en December 1797, — zoo vermeldt
Pastoor Aarts, — kwam d'e proclamatie van
dien Commissaris Rudler aan de ingezete≈

5

nen der landen tusschen Maas en Rijn, Rijn
en Moezel.
   „Zij is vleijend≈innemend en veelbelovend.
Zij waarborgt de godsdienstige gevoelens
van een ieder, stelt hen in hunne burgerlijke
regten gelijk, en verzekert verdraagzaam≈
heid en bescherming voor allen. Dan gaat
hij voort: L'an VI sera mémorable pour ces
contrées affranchies du poids accablant de
tous ces privilèges inventés.... des Seig≈
neurs, des Dîmes qui détournent en grande
partie le fruit de vos travaux, et de ces
droits que le régime féodal a imaginés pour
vous ravir le prix de vos sueurs. Ils sont
proscrits et l'on ne pourra plus les exiger de
vous. . .” Vertaald is dat:
Rudler tot ondergeschikt Commissaris de≈
zer landen benoemd, en nieuwe verkiezin≈
gen moesten Municipaliteiten tot stand bren≈
gen in den Franschen geest, en Vrederech≈
ters zouden bij provisie worden aangesteld.
   Alle de wetten, die sedert dien tijd in de
Rijn≈departementen uitvoerbaar verklaard
en verbindend geweest zijn, zijn van kracht
geweest ook hier te Gemert tot den 5en
Januari 1800 toe, alswanneer de Landen van
Megen, Ravestein, Boxmeer en Gemert af≈
gestaan werden aan Noord≈Nederland. In
dien tijd van 1797—1800 mochten dus geen
ontvangsten gebeurd worden   voortsprui≈
tende uit het leenstelsel, en de gebeurden
moesten, als onrechtmatig geheven, terugge≈

Fransch papieren geld (500 livres).

Fransch papieren geld (500 livres).

   Het jaar VI zal gedenkwaardig zijn voor
deze streken, om de bevrijding van 't neer≈
drukkend gewicht van alle die voorrechten
welke de Heerschappen hadden uitgevonden,
om de bevrijding van de tienden die een
groot deel der vruchten uwer werkzaam≈
heden u deden ontgaan, en van die rechten,
die de Leenheeren hadden uitgedacht om u
den prijs van uw zweet te ontrooven. Zij
worden nietig verklaard, en men zal ze niet
meer van u kunnen afeischen.”
   De oude landschaps≈ en dorpsregeeringen
werden den 31 Dec. 1797 afgezet, de Corp≈
sen ontbonden: burger Graffé werd door
geven worden. — Gemert kwam toen te be≈
hooren tot de elf kantons van het arrondis≈
sement Kleef: de zetelplaats voor de crimi≈
neele rechtbank van het departement van
de Roer waartoe wij behoorden, was Keulen.
— Op 9 Febr. 1798 werd verboden in man≈
nen≈ en vrouwenkloosters novicen aan te
nemen: en die er in waren moesten er bin≈
nen 20 dagen uit. — Alle heerlijke rechten,
tienden, leenlasten werden afgeschaft. —
Op 27 April 1798 legt Rudler het departe≈
ment van de Roer een contributie (belasting)
op van 4 millioen Livres (2 millioen guldens),
waarvan Gemert zoowat één honderste
6


over 1798 moest betalen, L. 48453, l st. 2 P.
(stuivers, penning). Deze contributie was
voor grondlasten, Personeel en Mobilair.
   Op 19 Juni 1798 werd last gegeven  —
„aan Ravestein” staat er in mijne aanteeke≈
ning, maar omdat er van „Duitsche Orde”
gesproken wordt, zal ook aan Gemert wel
die last gegeven zijn, — om naar Aken over
te zenden een „gedetailleerden staat van
vaste goederen alsook van Renten, aan den
duitschen Order  etc. competeerende  en
verders van Fundaties en alle goederen wel≈
ke aan wereldlijke of geestelijke corpora≈
tien hebben toebehoort”.
   Over Gemert staat in een kalender voor
't jaar 1799—1800 17), uitgegeven door hoofd≈
administrateur Wasserfall.
   „De bevolking van het 35e Kanton loopt
op tot 11.548—(ge begrijpt dat 't niet over de
gemeente, maar over 't Kanton Gemert, dat
Gemert, St. Antonius, Boekel en Uden was,
gaat) — 't omvat zoo ongeveer 1874 huizen
en 16851 morgens grond; 't ligt op den lin≈
keroever en op 7 uur afstand van de Maas,
zóó dat een deel der Bataafsche Republiek
de grenslijn vormt tusschen dit Kanton en
dat van Ravenstein. Gemert was  vroeger
eene heerlijkheid,   waarvan Baron van
Reisschach de laatste Commandeur was in
de plaats van Baron van Plettenberg, die
kindsch was geworden. Men ziet er nog het
kasteel met de schoone tuinen van   dien
vroegeren Heer. 't Is verwonderlijk, nog 'n
kelderverdieping onder dat kasteel te vin≈
den, waar schrikwekkende gevangenissen in
zijn die de menschheid doen sidderen, (en)
enkele folterwerktuigen; waarom steekt 't
volk den brand niet in die schandelijke her≈
inneringen aan zijn vroegeren slaventijd,
toen wreede despoten speelden met de vrij≈
heid en 't leven hunner onderhoorigen? Het
kasteel dient tot zetelplaats voor de Munici≈
paliteit en den Vrederechter. De gronden
van dit Kanton zijn licht en zandig; men
verbouwt er veel vlas, waarvan men fijn en
uitstekend linnen maakt, voor zes Holland≈
sche guldens de el van de beste kwaliteit. 18)
   De groote hei of Peel, die ligt van Zeeland
(Kanton Ravestein) tot Horst en van Gemert
of Boekel tot Venray (Kanton Horst), is vier
uren lang en zeven breed en heeft dus 15 (?)
in omtrek. Die Peel heeft vele zeer gevaar≈
lijke moerassen, waar 'n man te paard in
kan verdrinken, ingezogen door den grond;
er zijn ook veel meren in en turfstreken. Het
uitwinnen van turf in die peel is ongelooflijk;
die turf is 'n weefsel van heiwortels met ''n
zekere stof vermengd; men steekt ze met
plaggen en na gedroogd te zijn, zijn die heel
licht en een zeer kostelijke brandstof, welke
zonder reuk en zonder rook 19) een zachte
en gematigde warmte houdt. Op 'n zekere
diepte in die Peel vindt men heele wouden
van omgewaaide pijn≈ en mastboomen liggend
van 't westen naar 't oosten, 't hout ervan
is gedeelteilijk nog goedgebleven, gedeeltelijk
verteerd of in 'n soort turf vermolmd.”
   Ge hebt al gehoord, hoe er toch niet alles
terecht kwam van die beloofde vrijheid en
vaderlijke behandeling, 't Zal niet altoos bo≈
ter tot den bodem en pays en vreè zijn ge≈
weest. 't Volksgezegde „loop naar de Fran≈
schen” is niet 'n uitdrukking van vriendelijke
welwillendheid, — en van Fransche compli≈
menten is de Hollandsche aard niet gediend.
'k Kan dan ook begrijpen, dat onze voorvade≈
ren ermee in hun schik geweest zijn in
Januari 1800, dat ze onder 't Fransche be≈
stuur uitkwamen: den 5en Jan. toch van dat
eeuwjaar werden de meergenoemde landen
van Ravenstein, Megen, Boxmeer en Gemert
door de Fransche Republiek afgestaan aan
de Bataafsche voor zes miljoen Franken. Te
's Gravenhage werd 8 Maart daaraanvolgende
de publicatie gedaan omtrent de inbezitne≈
ming van Gemert.
   Die overgave was geschied buiten kennis
van het departementale bestuur van Aken:
maar dit bestuur liet toch den Commissaris
G A. Visser die de inbezitneming uitvoe≈
ren moest, ongestoord zijn taak volbrengen.
Deze vernieuwde 18 Maart 1800 de Recht≈
bank te Gemert door geschikte personen te
nemen voor de ouden en voor die gestorven
waren. We vinden „Dr. Ecrevisse, H. van
der Willigen, J. Kievits, L. van Doorn, W.
Aelders, Pieter Strijbos, Jan Antoni van den
Ende: tot secretaris werd genomen  Frans
Aalders en tot Burgemeesteren Reinier Lie≈
vens en H. Strijbos: respectievelijk waren die
gecommitteerd en gequalificeerd als Burge≈
meesteren en Schepenen, waarna zij den eed
praesteerden. „Vrederechter, Griffier en
Secretaris kregen ook mede tegen overgave
der onder hen berustende papieren, charters,
en documenten betaling hunner achterstallige
traktementen.
   Daar die Commissaris Visscher,  van
Boxmeer naar Gemert door de Peel komen≈
de, ondervinding heeft opgedaan in zake den
weg, raadt hij, zeggende dat de weg nauwe≈
lijks bruikbaar is, daarin te voorzien: ook
drong hij aan op het graven van waterkui≈
len door het dorp, daar er te Gemert bij
brand toen geen water te krijgen was en 't
eens gebeurd was, dat er tachtig huizen af≈
brandden.
   Met de inbezitneming werden ook de Fran≈
sche wetten afgeschaft en moesten weer ,de
vorige wetten en costuimen en geene an≈
dere. .   naargekomen en betracht worden”.
Is toen ook niet de Peel — of is dat na 1813
gebeurd? — voor 'n deel van Fransen
Staatsdomein Nederlandsch Staatsdomein
geworden, zoodat later de Nederlandsche
Staat de Gemeente dwingen kon tot verkoop?
   Gemert werd dan aldus van 1800 tot 1805,
20 Sept. met Boxmeer en Megen en Raven≈

7

stein afzonderlijk bestuurd. Maar met 20
Sept. 1805 werden deze landen gebracht ons
der 't departement Brabant en maakten ze
hier een integreerend deel van uit.
in 1790 en ons Nederland werd door 't Con≈
gres van Weenen erkend als weer een onaf≈
hankelijke Staat.
   „Ons” Nederland. In 1801 immers was

Koning van Holland Lodewijk Bonaparte

Koning van Holland

Lodewijk Bonaparte

door 't verdrag van Luneville, den 9en Febr.
geteekend tusschen de Fransche Republiek
eenerzijds en den Keizer van Oostenrijk met
de Duitsche Vorsten anderzijds, de Duitsche
Orde opgeheven: en de 25e Febr. 1803 was
de ongeluksdag geweest, waarop de bepalin≈
gen van dien Luneviller vrede omtrent de
verwereldlijking der Geestelijke goederen
van kracht werden. 21) Gemert bestond niet
meer als heerlijkheid en de Roomsche Duit≈
sche Ridders bestonden niet meer als Hee≈
ren van goederen in Nederland. Na 't her≈
stel van Nederlands onafhankelijkheid
wendde zich de Balije van Utrecht tot den
Koning Willem I met het verzoek om her≈
steld te worden. En ze werd hersteld, mits
hare leden zouden blijven behooren tot de
Hervormde kerk.
   't Duurde met de Bataafsche Republiek
niet lang. Op 26 Mei 1806 werd Neder≈
land 't Koninkrijk Holland, met Lodewijk
Bonaparte als Koning, die op zijn reis door
Ze hebben 't aangenomen, die „Ridders”!
Maar de onzen, die van Aldenbiesen, hebben
zich de schande gespaard van zulk een voor≈
waarde ook maar als voorstel te krijgen. De
Noord≈Brabant vanuit Boxmeer 15 April 1809
Gemert's kerk en weverij bezocht. Na de fiere
weigering van de Staten op den eisch van Kei≈
zer Napoleon om de Nederlanden beneden
de Waal aan Frankrijk af te staan, werd
9 Juli 1810 geheel Nederland bij Frankrijk
ingelijfd en kregen we dus weer 'n volledigen
nieuwen Franschen tijd. Nederland stond on≈
der 'n gouverneur≈generaal, die den wil en
den wenk van den onverzettelijken Keizer
had uit te voeren. Gemert behoorde toen
tot 't departement der Rijnmonden. 20)
   De administratie werd geheel op Fransche
wijze ingericht, zooals ook de stukken op 't
Raadhuis te Gemert berustende en de brief≈
copieën omtrent het beheer der Armengoe≈
deren (Bureau de bienfaisance) ter Pastorie
nog getuigen.
   Van allerhande soort dwang werd 't Ne≈
derlandsche volk opgelegd en de aangestelde
Fransche of franschgezinde prefekten  en
onderprefekten werden door het volk gehaat:
de conscriptie, de loting, werd ingevoerd, en
wie voor den „grooten Keizer” en voor „den
roem van Frankrijk” dienen mocht! wist, dat
hij nooit meer heel, òf heelemaal nooit meer
terug zou komen. Goddank; de Franschen
werden uit ons land in 1813 hier eer, daar la≈
ter verdreven; Graaf van Hogendorp be≈
werkte, dat Prins Willem als souverein werd
gehuldigd. Napoleon werd in 1813 in den Vol≈
kerenslag bij Leipzig overwonnen: Frankrijk
werd teruggebracht tot de grenzen van 1792
bij den vrede van Parijs in 1814: Nederland

Graaf van Hogendorp

Graaf van Hogendorp
kreeg in 1814 zijn Grondwet met Willem I
als souverein Vorst. De slag van Waterloo
1815 maakte een einde aan 't Fransche kei≈
zerrijk; Frankrijk kreeg weer de grenzen als
Balije van de Biesen is geweken voor geweld:
zij heeft van zich zelf niets prijsgegeven, en
zeker niet haar Geloof. Maar al gingen in
1794 de Ridders hier uit Gemert weg, de
8


Duitsch≈Ordens≈Priester Petrus Ecrevisse,
die van 1763 Pastoor was, is toen gebleven:
toch ooik maar tot 25 Nov. 1799: want toen
stierf hij van een beroerte en werd dood in
zijn stoel gevonden. Na diens dood werd
Gemerts Parochie geadministreerd door drie
Deservitoren: eerstelijk nam den dienst waar
Heer Lambrechtis van de Duitsche Orde; tot
25 Mei 1800 Pater Leonardus Trines
Minderbroeder, die kapelaan was benoemd;
en van 25 Mei 1800 af was hier ook Henricus
den Dubbelden. Tegelijk met de Heerlijkheid
was voor de Duitsche Orde ook het Patro≈
naatsrecht over de kerk te loor gegaan, het
recht tot aanstelling van den Pastoor. Bij de≈
creet van 1801 werd dat recht van Pastoors≈
den Dubbelden, was bij gelegenheid dat Heer
Lambrechts bij een zieke was geroepen en
Heer den Dubbelden zich ook daarheen be≈
gaf. Er binnen komende verklaarde Heer den
Dubbelden, dat alleen≈hij de wettig≈gezon≈
den Pastoor was. Hierop verwijderde zich
Heer Lambrechts en verliet hij de gemeente.
Sindsdien heeft de Duitsche Orde ook geen
verdere pogingen meer aangewend om haar
patronaat te handhaven. In 1802 benoemde
de Vicaris ook een tweeden Kapelaan.
   De Latijnsche School, die vroeger geheel
zelfstandig (hoogstens onder toezicht) stond
van de Duitsche Orde, is rekenplichtig ge≈
worden aan door 't Rijk benoemde Proviso≈
ren, en 't Rijk benoemt er voortaan de Leera≈

Prins Willem landt te Scheveningen

Prins Willem landt te Scheveningen

benoeming overgedragen op de Kerkelijke
Overheid van die streken, en zoo kwamen
wij onder de Hoogwaardige Vicarissen≈Ge≈
neraal van 's Hertogenbosch. Want de op≈
gedrongen Napoleontische Bisschoppen zijn
nooit erkend geworden in Nederland. Om≈
dat de D. O. P. Lambrechts op de Pastorie
was, waar Pastoor Ecrevisse als D. O. P. ge≈
storven was, moest Henricus den Dubbel≈
den elders een onderkomen zoeken; hij
vond dit in het huis destijds bewoond door
den (zie noot 18) als linnen≈fabrikeur beken≈
den Teut (Antonius) Corsten, Het laatste sa≈
mentreffen dier beide Heren, Lambrechts en
ren aan, op voordracht van het Curatorium.
Ook wat hare bezittingen betreft is de La≈
tijnsche School door die Rijksbemoeiïngen
niet beter geworden.
   De goederen van den H. Geest≈Arme waren
onrechtmatig overgegaan aan het Gemeente≈
bestuur, het Bestuur der Municipaliteit, dat
armmeesters aanstelde, die jaarlijks rekening
en verantwoording aan de Municipaliteit der
Fransche Republiek moesten doen, — later
aan den Districtscommissaris, — nòg later
aan de Provinciale Staten.
   Aan den Franschen tijd moeten wij 't ook
nog wijten, dat Gemert's Kerk en oude kerk≈

9

hof kadastraal geboekt zijn op de burger≈
lijke gemeente. Bij de oorspronkelijke opna≈
me der perceelen van Gemert door de Fran≈
schen werden verschillende perceelen, tot
den publieken dienst bestemd, ten name van
de gemeente geplaatst.
Bij besluit van 1809 heeft Koning  Lo≈
dewijk Napoleon de Kerkelijke Gemeenten
van Nederland, dus ook die van Gemert,
in het wettig bezit gesteld van Kerk en Kerk≈
allen, die van≈ouder≈op≈ouder Gemertschen
zijn, moeten die mededeelinigen wel belang≈
stelling hebben vermogen te wekken; ik wil
het gaarne 't gelooven. Maar ik hoop toch
ook, dat gij van mij, die Gemertsche ben,
niet van geboorte, maar alleen door benoe≈
ming en ambt, — dat gij van mij niet zult
zeggen, dat ik mij van Gemerts' geschiede≈
nis in den Franschen tijd.... met den fran≈
schen slag af heb gemaakt.       17≈2≈'25.

Pastoor, later Mgr. Henricus den Dubbelden.

Pastoor, later Mgr. Henricus den Dubbelden.

hof: maar aan nalatigheid en onwil is 't te
wijten, dat zulke verkeerde te≈boek≈stelling,
nu, na één honderd en zestien jaren, nòg
niet verbeterd is. 22) Dit overblijfsel uit den
Franschen tijd mocht toch wel opgeruimd!
   Zietdaar U een en ander meegedeeld wat
ik bijeen heb vergaard over uw Kerkelijke
en burgerlijke Gemeente Gemert in den
Franschen tijd.
   Bij u, wier wieg hier heeft gestaan — bij
————
   1) In dien tijd begon men 't. nieuwjaar te re≈
kenen met Paschen, zoodat de 18e Maart 1437
volgens onze telling 18 Maart 1438 is.
   2) Kerkkl. 1923 no. 30.
   3) Johanna Carolina  Constantia  Wilhelmina
van der Brugghen is den 7 Aug. 1795 geboren.
Deze is de later Katholiek gewordene Freule van
Croy. Haar gewone naam, waarmede zij zelve
teekende, was Constans.
10


   4) Zie v. d. Elzen: de Freule van Croy.
   5) Kerkkl. 1920 no. 33 en Kerkkl. 1921 no. 33.
   4) Kerklokje 1922, no 17.
   5) Kerkklokje 1921, no 21 en 1924 nos 14, 15 17.
   6) Kerkklokje 1923, no 43.
   7) Kerkklokje 1919, no. 48.
   8) Schutjes II 68 vlg.
   9) De eigenlijke Patriotten, meestal bewoners,
der steden, hadden 't gemunt op de gebreken der
verouderde Staatsinstellingen:  ook 't platteland
van N.Brab. en de Katholieken in 't algemeen
waren Patriottisch. De heerschende partij,  de
ambtenaren, 't leger, de Hervormde meerderheid
was stadhouders≈ of prinsgezind (Prins Willem V.)
   18) Werd niet in de Zuidwillemsvaart van Juli
1923 door A Sp(oorenberg) verteld, hoe vier Ge≈
mertsche wevers in 1807 per trekschuit gegaan zijn
naar de Keizerin van Frankrijk in Amsterdam,
die daar bij haar dochter, de Koningin van Hol≈
land op bezoek was? En verkochten ze er niet al≈
les wat ze in Gemert en Deurne bijeen hadden
kunnen krijgen? Een of twee dier fabrikeurs had≈
den den naam Corstens.
   19) Zouden al zijn inlichtingen zoo waar zijn
als deze?
   20) We hebben daar nog 'n stuk slagzegel van.
   21) Kerkkl. 1924, no. 10. — 1920 no. 8.
   22) Kerkkl. 1917, no. 42.
   10) Duijnstee: Kerk en Staat II 244.
   11) Over Martinus Coenen.   Zie Kerkklokje
1918, no. 18.
   12) Kerkklokje 1920, no. 44.
   13) Op 't laatste der 18e eeuw waren door van
Reisschag (Kerkkl. 1919 no. 26) plannen gemaakt
en maatregelen genomen tot het bouwen van een
toren: maar de inval der Franschen verhinderde
den bouw. Door 't weggaan der Duitsche Rid≈

So Goet Is God

__________


VAN WOR IK BEN ?

ders kwamen de klokken in 't bezit der gemeente,
die in 1817 er 'n nieuw klokkenhuis voor bouwde
langs de straat op 't kerkplein, volgens sommigen
van de steenen die waren aangevoerd voor dien
torenbouw, volgens anderen van den afbraak van
de Dominikanerkapel. 'n Schilderijtje met dat to≈
rentje is aan de Pastorie geschonken door W. Ed.
H. H. Corstens.
   14) Hermans Bijdrage II 432.
   15) P. Delattre. Zie Kerkkl. 1919 no. 33 vld.
In het Gemeentearchief berust 'n Octrooi van
den Landcommandeur voor de  gemeenterepre≈
sentanten van Gemert tot opname van ƒ 2000.—.
't Is no. 70 van 1793, 25 Mei.
En no 71 is van An III Floréal 7 (= 26 April
1795) Marginaal Octrooi van de „Administra≈
tion supérieure de Bois≈le≈Duc” op request der
Municipaliteit van   Gemert tot opname van
ƒ 3000.—.
Bij no. 72, de ordonnantiën en resolutiën v. d.
landcommandeur staan nog 6 stukken van  nà
1793; maar no. 73 is de publicatie van de mu≈
nicipale administratie v, h. Kanton Gemert om≈
trent het observeeren v. d.  Republikeinschen
almanack, 14 Germinal an IV = 3 April 1796.
   16) Adriaan van Riemsdijk van Gemert, geb.
te Tiel 9 Dec. 1777, overleden te Maastricht, was
29 Juni 1802 gehuwd met Daniëlla Wesselman,
oudste dochter van C. F. Wesselman, Heer van
Helmond. (A. Sassen: De heeren van Helmond
blz. 35.)
   17) Annuaire historique et statistique consacré
au département de la Roer par le citoyen Was≈
serfall, administrateur central. An VIII de la Ré≈
publique.





Van wor ik ben? Kende g'ons laand?
't Hee egin besneuwde toppen,
't Is plat net as m'n open haand,
'Gin spoor hee hiar te stoppen.
Daor wor de Rips kumt uit de Peal
Lanks pèrse hei en bremmengeal
En wor de greaf vol liessen stòn,
Daor ben ik vandòn. (bis.)

Wor ut kesteal mar deger stea
In d'ouwe graft te droomen,
Of 'r van 't laand van overzea
Wir duijtse Ridders komen. —
Sunt Willembrord nie veur de doov
Geprikt hea 't hailig Roomsch Geloof,
En wor m'aaltij te kerk bleaf gòn,
Daoi ben ik vandòn. (bis).

Wor euwen lank op eu ketouw
De weavers krom zich werkten
En niemes nie, van jonk of ouw,
Van swirrelts loop iets merkte,
Wor hil egin welld was en 't bleaf stil,
Wor allen vree han en han wil,
Wor gijar de vrimden linnen òn,
Daor ben 'k vandòn. (bis.)

Zeg gaj mar, dettet beter is
In Noord, Zuid, Oost of Weste,
Al zegde gaj 't, ge hegget mis,
Want ik vang Gimmert 't beste:
Hiar ston m'n wwiag, en hiar laijdt ok
Als 't God beliaft veur maj de klok:
Dan kumt er op m'n kruijs te stòn:
Haj 's hiar vandòn. (bis.)

11

Ronald Poell
Realisatie 2006-12-17; Laatste wijziging 2010-11-29
All content on this page is licensed under a Creative Commons License
Valid XHTML+RDFa